Eigenlijk kun je dit stuk over twee cowboys op zoek naar hun broer een indianenverhaal noemen: het zit zo lekker vol overdrijvingen, absurditeiten en ongerijmde logica dat het op het eerste gezicht als onwaar zal klinken, maar het gaat wel degelijk over de queesten van twee broers naar zichzelf, naar elkaar loslaten, naar zelfstandigheid, gepaard […]
Grote stukken ‘zeespiegels’ omringen een hoekig houten eiland, met daarop een hoge houten toren van ladders. Daarin bevinden zich drie mannen onder een zwak schijnende lamp. Het zijn de drie laatste vuurtorenwachters ter wereld.
Zij leiden met seinvlaggen zwaar grommende en tuffende schepen voorbij de bocht. Maar het merendeel van hun tijd vullen ze met zingen en gezamenlijke rituelen. Tot er een storm losbreekt, en de lamp het begeeft.
Theatermaker Michai Geyzen heeft na De Passant weer een visueel knappe productie gemaakt, dynamisch, dansant en tragikomisch. Nu gaat het over drie mannen die als een mengeling van stommefilm-komedianten en melancholisch clowneske sloebers de vertrouwde saaiheid uit hun leven proberen te doorbreken door samen te zingen, rituelen uit te voeren en een vlaggendansje op te voeren als ze een schip (dat we alleen horen) voorbij moeten loodsen. Steeds opnieuw.
Een bijzondere sfeer gaat van deze figuren uit, wat donker, wat tristesse. De laddervuurtoren, het houten eiland, de spiegelscherven als zee, dat alles in een scenografie van Peter De Bie, vormt de grondlaag voor die sfeer, die door het, ook muzikale, spel van het trio versterkt wordt. Hun slapstick zorgt ook voor de lach. Humor golft constant in hun mimische bewegingen die zich verderzetten in dans.
Humor als een vorm van hoop, zoals een vuurtoren hoop uitstraalt, als het licht in de duisternis. Vuurtorens worden ook wel ‘versteend vertrouwen’ genoemd. Pieter-Jan De Wyngaert, Hervé Guerrisi en Elias Vandenbroucke vormen in de voorstelling die ik zag het trio dat de vuurtoren bewoont. (Er zijn twee ploegen spelers voor deze productie). Ze zijn de poortwachters tussen de wereld van de zee en de wereld van het vasteland.
Ze zitten eenzaam in en rond hun lichtbaken, en zijn compleet op elkaar aangewezen. Er moet vertrouwen zijn in elkaar, dat weten ze maar al te goed, vandaar dat ze elkaar oppeppen met vaste rituelen, gewoontes, en met samenzang. Ze zingen eindeloos a capella songs van Britney Spears en The Spice Girls, terugkerende gebaren en tics volgen elkaar, en geven hen een houvast. Zij zijn nuttig in deze maatschappij. Zij helpen andere mensen, en dat voelt goed.
Dat vertrouwd houvast wordt doorbroken als er een storm losbreekt. Wie helpt nu deze helpers? Ze voelen zich in de steek gelaten, genegeerd. Een gevoel dat voor jong en oud herkenbaar is. Het wordt geen wentelen en tollen in diepe zwarte emoties, want al snel wordt de donkerte doorbroken, door humor. Die zit in grote gebaren en kleine acts. Zo wordt er naar de nooddienst gebeld. Een wachtmuziekje klinkt, heel lang, het is ‘SOS’ van Abba. En zo zit de productie vol van dit soort grapjes.
De vuurtoren, baken van vertrouwen, waggelt en waggelt. Twee mannen hangen aan de ladders in volle wind. Dat is best wel spannend om vanuit je veilige zetel te bekijken. Bijna onopvallend verschijnt er een vierde personage, een vrouw in het zwart ( Yoh Morishita). Zij danst, en door haar magisch dansen verschijnt er licht, hoop. Ook de mannen zet zij aan tot dansen; het ritueel van samen zingen vernieuwt zich in een ritueel van dansen, samen bewegen. En een traag spel met spiegels en licht maakt dat alles nog warmer bevrijdend.
Vuur/toren is weer zo’n productie van Michai Geyzen die raakt. Door het heerlijke spel van de drie mannen, door de charismatische magie van de danseres, door het wonderlijke lichtspel, door de strakke dramatische opbouw. Zo mooi om mee te maken. Wellicht zal er een lange internationale reeks volgen, zoals van De passant. Terecht.
Foto: Kathleen Michiels